-
1 challenge
n. uitdaging--------v. uitdagen, aanroepen, betwistenchallenge1[ tsjælindzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 uitdaging ⇒ moeilijke taak, test♦voorbeelden:without challenge • zonder tegenspraak2 ‘who's there?’ is a challenge • ‘wie daar?’ vraagt een soldaat op wacht————————challenge2〈 werkwoord〉1 uitdagen ⇒ tarten, op de proef stellen♦voorbeelden:challenge thought • tot nadenken stemmen -
2 claim
n. aanspraak; vordering; bewering--------v. beweren; vorderen; aanspraak maken opclaim1[ kleem] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aanspraak ⇒ recht, claim, eis♦voorbeelden:have a claim on/to • verdienen, recht hebben oplay claim/make a claim to • aanspraak maken op————————claim21 een vordering indienen ⇒ een eis instellen, genoegdoening/schadevergoeding eisen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opeisen ⇒ aanspraak maken op, rechten doen gelden op2 beweren ⇒ verkondigen, stellen3 recht hebben op ⇒ verdienen, nodig hebben♦voorbeelden:the accident claimed six lives • het ongeluk eiste zes levensclaim back • terugvorderen3 claim attention • aandacht opeisen/verdienen -
3 challenge attention
-
4 claim attention
aandacht opeisen/verdienen
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский